Een kolvenier of klovenier was een man die met een clover (culverin) schoot. Dit was een vuurwapen dat zijn oorsprong vond in de 15e eeuw. De gilde stond in voor waak- en ordediensten ter verdediging van de stad en bij feesten en plechtigheden.Hun gildehuis was "De Venusberg", later "De Hesp" op de hoek van de Grote Markt met de Antwerpsestraat (Grote Markt 44). Van Beloken Pasen (eerst zondag na Pasen) tot Baafmis (1 oktober) hielden zij elke zondag oefeningen aan de Kolveniersvest. In 1796, onder het Franse bewind, werden de gilden afgeschaft en in 1798 werden hun bezittingen openbaar verkocht.
Zusters, afkomstig uit een Hasselts klooster, leefden er als derde orde van Franciscus. Naast een kapel en klooster organiseerden ze handenarbeid en een kostschool voor meisjes. Na de sluiting door de Fransen werd het eerst gedeeltelijk een fabriek, nadien militaire kinderschool en legerdepot. Sedert 1863 legerkazerne.
In 1395 kregen godvruchtige juffrouwen ('cellezusters') een huis en grond, dichtbij de Sint-Gummaruskerk, voor godvruchtig leven en ziekenzorg. Zij zetten zich in voor pestlijders, het afleggen van overledenen en het verzorgen van krankzinnigen en bejaarden. In 1459 worden zij pauselijk erkend als kloosterzusters volgens de regel van Sint-Augustinus. De kloostergemeenschap die door de eeuwen gegroeid was van een vijf- tot twintigtal zusters werd na de Franse Revolutie opgeheven in 1798. Door hun inzet voor de ziekenzorg 'overleefde' de communauteit de Franse en Nederlandse bezetting tot het klooster vanaf 1830 weer zelfstandig functioneerde en groeide de gemeenschap tot een twintig- tot veertigtal religieuzen. Na 1945 werd de thuisverpleging afgebouwd, openden ze drie nieuwe huizen in en rond Lier, o.m. het Sint-Jozefsrusthuis, maar behielden ze wel de dienst van het afleggen van lijken.